Op 3 september 2014
Kinshasa
De heer Jacques kwam in België in 2005 en bracht zes jaar door in ons land. Hij was aangekomen met een toeristenvisum. Hij kwam bij zijn familie, waaronder zijn moeder en broer die al woonachtig waren in België. Hij had geen papieren en werkte illegaal. Hij had geen gevoelens van angst, maar voelde een gebrek aan aandacht vanwege zijn illegale status. Hij zei echter dat hij zich niet afgekeurd voelde, aangezien het werk “zonder problemen” verliep.
De heer Jacques werd gearresteerd op de internationale luchthaven van Brussel in 2011, toen hij terugkwam van een familie-uitstap naar Marokko. Hij was alleen op reis, maar was niet de enige uit het vliegtuig die gearresteerd werd. De immigratie-ambtenaren boden hem aan om terug te keren en hij kreeg te horen dat hij geen recht had in Europa te komen. De agenten vroegen hem om hen te volgen, wat hij deed vanuit goed vertrouwen, hij voelde zich immers onschuldig. Hij begreep niet echt waarom ze hem arresteerden. Hij dacht dat hij vrij kon bewegen, hij had al andere reizen gemaakt, steeds binnen Europa. Hij werd meegenomen naar het detentiecentrum van de luchthaven, genaamd de 127. Ambtenaren van de Dienst Vreemdelingenzaken raadden hem aan asiel aan te vragen, anders zou hij worden gerepatrieerd naar Marokko.
Hij diende een asielaanvraag in vanuit het gesloten centrum, die zou worden geweigerd. De reden voor de weigering: onjuiste aanvraag. Nochthans is Jacques één van de tegenstanders van het regime in de Democratische Republiek Congo en komt hij uit een Mobutistische familie, die in de wijk Ma Campagne in Brussel woont.
De heer Jacques bleef zes maanden in een detentiecentrum. Hij verbleef twee en een halve maand in de 127. Vervolgens werd hij overgebracht voor twee maanden naar 127bis en eindigde hij zijn opsluiting in het centrum van Brugge (1 ½ maand). Hij was in contact met de CRER Association via de telefoon, evenals met gettingthevoiceout. Hij zag nooit zijn gesprekspartners, maar besteedde veel tijd aan de telefoon met hen en sprak heel hartelijk. De heer Jacques werd, wegens zijn regelmatige contacten met verenigingen, onder druk gezet in de centra. “Als we u met Getting nog contact zien hebben, zul je een hoop problemen krijgen.” Hij verzette zich tegen een poging om een persoon met hiv te deporteren. Het centrum heeft de gevangene verborgen toen de officiële verenigingen het centra kwamen bezoeken. Hij denkt dat als een gevolg van zijn contacten met de verenigingen de Dienst Vreemdelingenzaken zijn zaak heeft versneld.
Jacques heeft acht uitzettingspogingen ondergaan waarvan de laatste succesvol was. Hij werd vier keer in het vliegtuig gezet. Tot het laatste moment dacht hij dat hij in België kon blijven. Hij dacht dat een betere advocaat vanaf het begin, een wettig verblijf mogelijk gemaakt zou hebben.
Jacques vond dat hij werd gewaardeerd door het personeel van het centrum, en sommige zijn zelfs in contact met hem gebleven. Vanwege zijn verzet tegen de deportaties, was hij erg populair bij de andere gevangenen, die hem uitbundig ontvingen, elke keer als hij terug van het vliegveld kwam. Hij werd nooit geïsoleerd alvorens te worden gedeporteerd.
Tijdens zijn deportatie werd de heer Jacques uit het centrum weggenomen, geboeid en de mond gesnoerd, zijn armen werden tegen zijn lichaam gebonden. Hij droeg een buikgordel en kreeg een helm op. Zijn keel werd toegedrukt én hij werd bedreigd “plat” gespoten te worden als hij zijn kalmte niet bewaarde. Nog steeds houdt hij tekens over aan zijn nek van deze behandeling. Hij werd op een collectieve vlucht gezet, “de vlucht van de koning”, samen met dertig andere mensen. Onder deze mensen waren 4 vrouwen aanwezig: een minderjarige, een Angolese en een Franse vrouw waarvan de papieren werden gestolen. Om hen heen stonden honderd politieagenten, artsen, maatschappelijk werkers “in dienst van het kantoor”, militaire psychologen. Iedereen was vastgebonden bij het opstijgen, na ongeveer dertig minuten werden de mensen losgemaakt. Hij moest meer dan een uur wachten, hij zat tussen twee grote politie-agenten.
Aangekomen in Kinshasa, werd hij met met de andere gedeporteerden in een auto van de HIACE geplaatst. Hij werd begeleid door ANR agenten (binnenlandse agenten) en werd naar de algemen directie van deze dienst gebracht. Deze plaats lag dicht bij de residentie van president Laurent Kabila. Zij verbleven daar drie dagen zonder eten of drinken, zonder zich te kunnen wassen. Wel konden ze twee uur per dag naar buiten in een veilige tuin. Ze werden opgesloten samen met politieke tegenstanders van het regime. De gevangenis bestond uit 4-5 cellen elk gevuld met een dozijn mensen. Als hij aan de bewaker vroeg , “waar zijn we? “kreeg hij als antwoord :” wat? Je weet niet waar je bent? U bent een gevangene van de president. “”Hier kan niemand je vrij laten behalve hij.”
Na drie dagen in de gevangenis, komt een bewaker naar hen toe: de president heeft besloten om hen vrij te laten. Hij kreeg te horen dat hij geen contacten meer mag hebben met bewegingen van verzet tegen het regime, ze kennen zijn naam en ze zullen hem volgen tot het einde. Het is hem ten strengste verboden om het bestaan van de gevangenis te vermelden evenals wat hij zag binnen. De bewakers namen hem mee naar buiten. Ze bieden hem te drinken en te eten. Na een tijdje vertrekken de bewakers en zeggen hem dat ze vrij zijn en dat ze contact mogen opnemen met hun familie. Een laatste tip, die meer lijkt op een order voor het vertrek: zij moeten zich aansluiten bij de PPRD partij Een ambtenaren geef hem de kaart van de partij en zegt hem dat hij mag bellen als hij het nodig heeft.
Ze bellen naar hun famile. Zijn grote zus komt hem afhalen en neemt hem mee naar een kamer van het huis van de overleden vader.
De terugkomst is nog moeilijker dan de opsluiting. De familie is teleurgesteld dat hij onverwacht is terugkeerd in zulke omstandigheden en met lege handen. Vermits ze weten dat hij niets heeft, zetten ze geen druk op hen om deel te nemen aan de draagkracht van het gezin, maar hij wordt ook niet meer als een deel ervan beschouwd. “Het was alsof ik niet meer bestond, er werd gezegd dat ik nutteloos was, ik mocht niets doen, niemand sprak mij meer aan.” Terwijl de familie verwacht had hem met trots en geld terug te vinden, krijgen de familieleden de schuld hem te hebben betooverd. Slechts 2 of 3 personen houden contact met hem, “Ik heb mij alleen getroost.”
Sommige mensen gedeporteerd naar Kinshasa bellen de familie niet als ze gedeporteerd worden, om te voorkomen dat hun terugkomst een schande voor hun familie betekent. Ze proberen eerst wat geld en een koffer te vinden om deze afwijzing niet te ondergaan.
Sommige werknemers uit het detentiecentrum hebben Jacques gebeld om te zeggen dat ze waren teleurgesteld met de beslissing van zijn zaak. Ze vonden het niet eerlijk, maar het was hun werk. Hij hield contact met de verenigingen, activisten kwam naar hem toe om een documentaire te filmen.
Momenteel bevindt mijnheer Jacques zich niet in een comfortabele situatie. Hij wacht op het einde van een erfenisprobleem en wil dan weg naar Australië of Oostenrijk. De Oostenrijkse ambassade is gevestigd in Kenia, zodat zijn reis daar zal beginnen.
Meer info
http://bxl.indymedia.org/spip.php?article3432
http://www.theguardian.com/uk-news/2014/feb/16/congo-torture-asylum-seekers